Niet alle warmtepompen kunnen koelen. Je warmtepomp kan koelen als de optie ‘Koeling’ zichtbaar is in het menu ‘Temperatuur’ (zie temperatuur instellen). De warmtepomp schakelt automatisch tussen koelen of verwarmen op basis van buitentemperatuur.
Zo kan je de koeling handmatig aan- of uitzetten.
- Ga naar de warmtepomp en druk op het scherm om deze uit rust te halen.
- Klik rechtsboven op het menu (drie streepjes) en kies ‘7 Installateurinstellingen’.
- Klik op ‘7.3 Multi-instellingen’ en daarna ‘7.3.2.1 Warmtepompinstellingen’.
- Zet bij optie ‘Koelen toegestaan’ het schuifje naar rechts (aan) om het systeem automatisch te laten koelen. Zet het schuifje naar links (uit) voor niet koelen.
- Druk op het vinkje om te bevestigen en meerdere keren ‘Terug’ voor het hoofdmenu.
Standaard schakelt de koeling in bij een buitentemperatuur van plusminus 20 graden. Wil je deze temperatuur aanpassen?
- Ga naar de warmtepomp en druk op het scherm om deze uit rust te halen.
- Klik rechtsboven op het menu (drie streepjes) en kies ‘7 Installateurinstellingen’.
- Klik op ‘7.1 Bedrijfsinstelling’ en daarna ‘7.1.10.2 Instel. Auto-modus’.
- Stel bij ‘Start koeling’ de gewenste temperatuur in.
- Druk op het vinkje om te bevestigen en meerdere keren ‘Terug’ voor het hoofdmenu.
Stel bij ‘Koeling’ een temperatuur in die één of twee graden hoger is dan bij ‘Verwarming’ om te voorkomen dat de warmtepomp in de lente en herfst steeds wisselt tussen verwarmen en koelen.
Na oplevering bevat je woning in het eerste jaar veel bouwvocht. Om condensproblemen tijdens koelen in deze periode te voorkomen, adviseren wij om de temperatuur op de thermostaat niet lager dan 23°C in te stellen.